Barnardparkiet
- Wetenschappelijk: Barnardius zonarius barnardi (al. Barnardius b. barnardi)
- Engels: Mallee ringneck parrot
De Barnardparkiet is een grote parkietensoort uit de binnenlanden van Zuid-Oost Australië.
Over de indeling van het geslacht is nogal wat discussie, maar de laatste jaren wordt de Barnardparkiet door de meeste onderzoekers gezien als een ondersoort van de Port Lincoln parkiet, samen met de nominaatvorm (Port Lincoln parkiet, zwarte kop zonder rode voorhoofdsband), de Twenty-Eight parkiet (zoals nominaatvorm maar dan met rode voorhoofdsband) en de Cloncurry parkiet (zonder zwarte kop en zonder rode voorhoofdsband).
Barnard parkieten bewonen vooral drogere gebieden met lage begroeiing, die zeer typisch zijn voor het Australische binnenland. Dit type begroeiing wordt 'mallee' genoemd, vandaar ook de Engels/Australische naam van de Barnardparkiet: 'Malee ringneck parrot'. De vogels foerageren laag bij de grond, zoekende naar zaden, vruchten en larven. Ze nemen zoals veel Australische parkieten ook fijne kiezels op en knagen aan verkoolde houten stronken, die in deze gebieden vaak volop aanwezig zijn door de regelmatige bosbranden. Ook eten ze bloesem en jonge bladknoppen.
In tegenstelling tot hun westelijke neefjes met hun zwarte kop, de Port Lincoln parkiet en de Twenty-Eight parkiet, is de Barnardparkiet evenals de Cloncurry parkiet afhankelijker van hun oorspronkelijke habitat en blijven deze weg van gecultiveerde en bewoonde gebieden*1. Hierdoor is hun verspreidingsgebied de laatste decennia kleiner geworden. Barnards zijn niet erg luidruchtig, ook dit onderscheidt hen van de westelijke ondersoorten.
In gevangenschap
Barnardparkieten kunnen het best koppelsgewijs gehouden worden in een langere vlucht van tenminste 3 meter, omdat het goede en behendige vliegers zijn. Eventuele bodembewoners zoals kwartels laten ze meestal met rust. Een zaadmengeling voor grote parkieten voldoet prima. Hieraan kan in het kweekseizoen een weinig papegaaienzaad aan toe worden gevoegd, om de mengeling iets rijker te maken. Buiten het kweekseizoen één maal in de week eivoer en in het kweekseizoen de hoeveelheid eivoer opvoeren totdat ze er ruim de beschikking over hebben wanneer er jongen zijn. Het op deze manier op voeren van de hoeveelheid eiwitten en variëteit in zaden bevordert de broedstemming. Hiernaast kan maagkiezel en grit niet ontbreken en kan er regelmatig groen en fruit worden aangeboden, wat ze gretig zullen opnemen.
Door het aanbieden van wilgenhout en ander natuurlijke houten takken wordt de knaaglust gestild. Een nestkast zoals voor pennantrosellas voldoet prima. Hierin leggen ze gemiddeld vijf eieren, die door de pop worden uitgebroed.
Naast de wildkleur Barnard parkiet, met groen als hoofdkleur, is een bekende mutatie de blauwe variant. Deze mist de gele pigmenten waardoor de groene delen blauw zijn en de gele delen wit. Op de foto bij dit artikel ziet u een wildkleur pop bij een blauwe man.
Referenties
- Forshaw, J.M. (Ill.: William T. Cooper) (1978) Parrots of the World, Lansdowne Editions 3th [Rev] Ed.