Bourke parkiet

  • Wetenschappelijk: Neopsephotus bourkii
  • Engels: Bourke's parrot
bourkeparkiet neophema  
 Bourkeparkiet man  

Tot voor kort behoorde de Bourkeparkiet, net als de splendid en turquoisineparkiet tot het geslacht Neophema. Hoewel er nog steeds discussie over plaatsvindt onder taxonomen, wordt de bourkeparkiet tegenwoordig meestal tot een eigen geslacht, Neopsephotus, gerekend. 

Eigenschappen

De bourkeparkiet is een opvallend gekleurde vogel: Buik, borst en het gebied rond de cloaca zijn roze. De schouders zijn donkerder blauw en het deel vanaf de poten tot de onderkant van de staartpennen is lichtblauw. In tegenstelling tot de meeste parkieten is het rugdek grijsbruin gekleurd. Hierdoor valt hij minder op wanneer hij voedsel zoekt in de dorre 'scrublands' in het midden van Australië, het natuurlijke leefgebied van de Bourke.

Hoewel man en pop op het eerste gezicht erg op elkaar lijken, is het geslacht goed vast te stellen. De man heeft een blauwe teugel, de pop niet. Verder vertoont de man meer roze op buik en borst. De pop heeft een duidelijke vleugelstreep aan de onderkant van de pennen, terwijl de man hier slechts een vage streep of helemaal geen streep heeft.

Anders dan bij het geslacht neophema, zitten bourkeparkieten wat losser in de veren, zoals duiven en kwartels dat ook hebben. Dat betekent dat ze met beleid gevangen moeten worden, omdat de vanger anders na het loslaten van de vogel nog een hoop veren in de hand heeft.

Forshaw*(1) beschrijft een bijzondere gedraging van Bourkes in de natuur. Volgens hem hebben Bourkeparkieten in het wild de vreemde gewoonte om vóór het ochtendgloren en ruim na zonsondergang (dus wanneer het donker is) te gaan drinken. Waarschijnlijk doen de vogels dit om uit de klauwen van roofdieren te blijven. Zelf kan ik niet zeggen dat dit mij in gevangenschap ooit is opgevallen, hoewel ik de vogels sowieso zelden bij de waterbak zie zitten.

Voeding, Huisvesting & Kweek

Bourkeparkieten zijn redelijk goed te houden in kweekkooien van 120 cm lang. Omdat het behendige vliegers zijn, komen ze echter beter tot hun recht in een (kleine) volière. Een volière waarin neophema's of bourkeparkieten worden gehouden kan best worden beplant, deze hebben namelijk een rustig karakter en zijn geen slopers. Ook kunnen zij eventueel samen met andere vogels worden gehouden, zolang dit maar geen andere bourkeparkieten of neophema's zijn. Bourkeparkieten scharrelen graag op de grond op zoek naar voedsel. Dit bestaat uit een mengeling voor grote parkieten (zie het kopje Voeding & Verzorging), aangevuld met tropisch zaad en onkruidzaad. Regelmatig een stuk appel en een blaadje sla wordt zeer gewaardeerd.

Als nestgelegenheid kan een nestblok met een doorsnee van zo'n 15 cm en een hoogte van tussen de 25 en 40 cm worden verstrekt. Wanneer de eieren zijn gelegd, bebroed de pop deze alleen. Zij wordt gevoerd door de man. Op de dag dat de oogjes zich openen kunnen de jongen worden geringd. De voorgeschreven ringmaat is 4 mm, ik vind dit zelf te klein en gebruik 4,2 mm.  

Mutaties

Van de bourkeparkiet zijn diverse kleurmutaties bekend. Hieronder vindt u de mutaties die bij ons al eens op de kwekerij gekweekt zijn:

Jonge bourkeparkiet wildkleur

Bourkeparkiet man opaline (roze)

Bourkeparkiet ino opaline (rubino)

Wat gebeurt er bij de mutaties bij de bourke: 

Opaline (roze) is het verplaatsen ofwel hergroepering van eumelanine (donkere pigment). Bij de ‘roze’ bourke is het pigment op de rug en delen van de vleugel hierdoor weg. Daardoor is de vogel daar roze. 

Bij lutino is al het eumelanine gereduceerd naar 0. De bij de wildkleur donker pigment bevattende veervelden zijn nu geel geworden. De vogel wordt dus roze op de borst met geel op de rug en vleugels. (Onthoudt dat de wildkleur (anders dan de ‘roze’) ook donker pigment op de rug heeft, dus is de lutino ook geel of gelig op de rug).

Rubino bij bourkes is de combinatie van opaline (‘roze’) en (lut)ino. Opaline zorgt dat de donkere velden zich concentreren aan vooral de vleugel en staartranden. De lutino factor zorgt dat de donkere velden geel worden. Dus bij rubino zien we een roze vogel met gele vleugel en staartranden. Zowel ino als opaline vererven geslachtsgebonden recessief. Dus beide mutaties liggen op het geslachtschromosoom. Dat betekent meteen dat uit een kruising van de twee kleuren 'normaal' geen combinatie van de twee kleuren in één jong kan ontstaan. Echter door crossing-over is er een (niet heel erg) kleine kans dat dit toch gebeurt.

Referenties

  1. Forshaw, J.M., ill.: Cooper, W.T., (1973), Parrots of the World, Lansdowne Editions 3th [Rev] Ed. p. 279