Bichenowastrilde

  • Wetenschappelijk: Taeniopygia bichenovii (al.: Poephila bichenovii)
  • Engels: Double-barred Finch

Dit artikel is ook gepubliceerd in Onze Vogels (tijdschrift NBvV)

bichenow astrilde
 
 Koppel bichenowastrildes. Links de pop,
rechts de man. De man heeft een helder-
wit masker, terwijl het masker van de
pop wat grijzig is. Ook is er verschil te
zien in de zwarte masker- en borstranden.  
 

De bichenowastrilde is een kleine, bewegelijke Australische prachtvink. Hoewel de kleuren zwart, wit en bruin misschien anders doen vermoeden is het vogeltje dankzij de scherpe, strakke tekening erg mooi om te zien. Door hun bouw zien ‘bichenowtjes’ er snel uit, en als je ze uit de kooi moet vangen merk je dat ze dat inderdaad ook zijn!

Verspreiding en ondersoorten

Bichenowastrildes (Stizoptera bichenovii, ook wel Taeniopygia of Poephila bichenovii) komen voor in heel oostelijk en noordelijk Australië. Er zijn twee ondersoorten te onderscheiden, één met een zwarte stuit (T. b. annulosa), en de andere met een witte stuit (de nominaatvorm). De witstuiten komen voor in oostelijk Australië en zijn van oudsher het meest ingevoerd. Uit een kruising met de ondersoorten worden jongen met een wat vlekkerige witte stuit geboren, de hybride vorm komt ook in het wild voor waar de verspreidingsgebieden van de twee ondersoorten elkaar overlappen.

In het wild

Beide ondersoorten van de bichenowastrilde komen veelvuldig voor en er wordt geen noemenswaardige achteruitgang in aantallen vermoed. De vogels leven groepsgewijs in open bossen en graslanden in de buurt van beekjes en andere waterbronnen, waar ze zich voeden met zaden en insecten. Dit foerageren doen ze in groepen tot wel 40 vogels. Bichenowastrildes worden ook veel in dichterbevolkte gebieden gezien, zelfs midden in steden.

Tijdens de broedperiode maken ze een bolvormig nest met een korte toegangstunnel. Deze maken ze over het algemeen in de ‘vork’ van een tak van een struik, haag of boom tussen de 1 en 5 meter boven de grond. Ze broeden vaak op plekken met een actief wespennest in de nabije omgeving. Beide ouders broeden en brengen de jongen groot.

Een heel kenmerkende gedraging van de bichenow is de snelle ‘links-rechts’ beweging van de staart, waarbij ze tegelijkertijd ook met hun bovenlijfje twee richtingen in ‘kijken’. Dit gedrag vertonen ze soms zonder aanleiding maar lijkt meer voor te komen bij interacties met soortgenoten. De ene vogel springt of vliegt dan naar de andere toe en maakt de typische beweging. De andere vogel antwoord dan vaak met dezelfde beweging. Beide geslachten vertonen dit gedrag.

In gevangenschap

Van de twee ondersoorten kennen we in gevangenschap met name de witstuit bichenowastrilde. Deze is van oudsher het meest ingevoerd. De zwartstuit komen we maar zelden tegen in onze volières en kooien. De vogels zijn goed te houden op een zadenmengeling voor tropen als hoofdvoeding. Uiteraard kan dit worden aangevuld met onkruidzaden, gierst, en met name tijdens de kweek een dierlijke eiwitbron zoals eivoer, buffelowormpjes en pinkies. 

Bichenows hebben de naam vrij teer te zijn en hun fijne bouw doet ze zo ook wel voorkomen. Toch komt het ook wel voor dat ze in onverwarmde schuren of volières met een onverwarmd binnenverblijf overwinteren. Belangrijk is dat ze dan lang genoeg licht hebben om voldoende voer op te kunnen nemen, zodat ze voldoende energie hebben om zich ’s nachts warm te kunnen houden. Uiteraard moeten ze wel vocht- en tochtvrij kunnen zitten.

 

Kweek en geslachtsonderscheid

Ondanks hun redelijk wilde en stressgevoelige aard laten bichenowastrildes zich goed kweken, zelfs in een wat kleinere broedkooi. Het geslachtsonderscheid kan soms wel wat lastig zijn. Mannen hebben een wat intensere en dikkere zwarte gezichts- en borstomlijning, ook zijn de borst en kop over het algemeen wat helderder wit dan die van de pop. Verder is de kop van de mannen vaak wat minder ‘fijn’ dan van de poppen, en loopt het zwart boven de snavel bij de mannetjes wat verder door. Ondanks dat de verschillen enigszins te benoemen zijn zal de wat meer ervaren kweker de mannen en poppen vaak snel en zonder nadenken op het oog selecteren. Dit onder het mom van ‘hoe meer je denkt hoe moeilijker het wordt’. De vogels kunnen ook op de zang van het mannetje gesekst worden.

Als nestgelegenheid geven we bichenowastrildes de beschikking over een tralienestje of halfopen nestje. In een beplante volière zullen ze ook graag een vrijstaand nest maken in bijvoorbeeld een struik. De buitenkant van het nest wordt met name gemaakt van kokosvezel, de binnenzijde wordt bekleed met zachtere materialen zoals veertjes, dierlijk haar, en sharpie. Dit bekleden van het nest zou de zwartstuit bichenowastrilde, in tegenstelling tot de witstuit, van nature meer met fijner plantaardig materiaal dan met veertjes en dierlijk materiaal doen. Bichenowastrildes leggen meestal 4 of 5 eitjes, die net als in de natuur door beide ouders worden bebroed. Vaak zijn de vogels ook samen op het nest te vinden. Na 12 dagen komen de eitjes uit, waarna de jongen meestal drie weken in het nest blijven voor ze uitvliegen.

Mutaties

Naast de wildkleur is er de bruine bichenowastrilde. Deze zien we de laatste jaren steeds vaker aangeboden worden.